READ
Surah At-Tawbah
اَلتَّوْبَة
129 Ayaat مدنیۃ
اِنْفِرُوْا خِفَافًا وَّ ثِقَالًا وَّ جَاهِدُوْا بِاَمْوَالِكُمْ وَ اَنْفُسِكُمْ فِیْ سَبِیْلِ اللّٰهِؕ-ذٰلِكُمْ خَیْرٌ لَّكُمْ اِنْ كُنْتُمْ تَعْلَمُوْنَ(۴۱)
Gaat voort licht of zwaar, streeft met uw bezit en uw persoon voor de zaak van Allah. Dit is beter voor u als gij het slechts weet.
Trekt ten strijd, lichten en zwaren, en wijdt uwe bezittingen en uwe personen aan den vooruitgang van Gods geloof. Dit zal beter voor u zijn, dat gij het weet.
لَوْ كَانَ عَرَضًا قَرِیْبًا وَّ سَفَرًا قَاصِدًا لَّاتَّبَعُوْكَ وَ لٰكِنْۢ بَعُدَتْ عَلَیْهِمُ الشُّقَّةُؕ-وَ سَیَحْلِفُوْنَ بِاللّٰهِ لَوِ اسْتَطَعْنَا لَخَرَجْنَا مَعَكُمْۚ-یُهْلِكُوْنَ اَنْفُسَهُمْۚ-وَ اللّٰهُ یَعْلَمُ اِنَّهُمْ لَكٰذِبُوْنَ۠(۴۲)
Als het een onmiddellijke winst en een korte reis was geweest, zouden zij u zeker zijn gevolgd, maar de vermoeiende reis scheen hun te lang. Toch willen zij bij Allah zweren: "Als wij er toe in staat waren geweest, zouden wij zeker met u zijn gegaan." Zij doen hun ziel te gronde gaan en Allah weet dat zij leugenaars zijn.
Indien het een nabij gelegen voordeel of eene gemakkelijke reis ware geweest, zouden zij u zeker zijn gevolgd; maar de weg scheen hun lang, en thans zweren zij bij God, zeggende: Indien wij daartoe in staat waren geweest, zouden wij u zeker hebben gevolgd. Zij vernietigen hunne eigene zielen; want God weet dat zij leugenaars zijn.
عَفَا اللّٰهُ عَنْكَۚ-لِمَ اَذِنْتَ لَهُمْ حَتّٰى یَتَبَیَّنَ لَكَ الَّذِیْنَ صَدَقُوْا وَ تَعْلَمَ الْكٰذِبِیْنَ(۴۳)
Allah vergeve het u! Waarom stondt gij het hun toe, voordat degenen die de waarheid spraken u bekend waren geworden en totdat gij de leugenaars had herkend?
God vergeve het u! waarom gaaft gij hun verlof te huis te blijven, voor dat het u was bewezen, dat zij waarheid spraken, en voor dat gij de leugenaars kendet?
لَا یَسْتَاْذِنُكَ الَّذِیْنَ یُؤْمِنُوْنَ بِاللّٰهِ وَ الْیَوْمِ الْاٰخِرِ اَنْ یُّجَاهِدُوْا بِاَمْوَالِهِمْ وَ اَنْفُسِهِمْؕ-وَ اللّٰهُ عَلِیْمٌۢ بِالْمُتَّقِیْنَ(۴۴)
Degenen, die in Allah en de laatste Dag geloven zullen u niet om toestemming vragen om te worden vrijgesteld van het strijden met hun bezit en hun persoon. Allah kent de rechtvaardigen goed.
Zij, die in God en den jongsten dag gelooven, zullen u geen verlof vragen om er van ontslagen te worden, hun vermogen en hunne personen aan den vooruitgang van Gods waar geloof te wijden; en God kent hen, die hem vreezen.
اِنَّمَا یَسْتَاْذِنُكَ الَّذِیْنَ لَا یُؤْمِنُوْنَ بِاللّٰهِ وَ الْیَوْمِ الْاٰخِرِ وَ ارْتَابَتْ قُلُوْبُهُمْ فَهُمْ فِیْ رَیْبِهِمْ یَتَرَدَّدُوْنَ(۴۵)
Alleen degenen, die niet in Allah en de laatste Dag geloven en wier hart vol twijfel is, zullen u vragen om te worden vrijgesteld daar zij aarzelen in hun twijfel.
Waarlijk, zij alleen zullen u verlof vragen, die niet in God en den jongsten dag gelooven en wier harten nopens het geloof twijfelen; terwijl zij in hunnen twijfel heen en weder worden geslingerd.
وَ لَوْ اَرَادُوا الْخُرُوْجَ لَاَعَدُّوْا لَهٗ عُدَّةً وَّ لٰكِنْ كَرِهَ اللّٰهُ انْۢبِعَاثَهُمْ فَثَبَّطَهُمْ وَ قِیْلَ اقْعُدُوْا مَعَ الْقٰعِدِیْنَ(۴۶)
Indien zij hadden willen vertrekken, zouden zij er zeker enige voorbereiding voor hebben gemaakt, maar Allah was afkerig van hun vertrek. Hij hield hen daarom terug en er werd gezegd: "Zit met de zittenden."
Indien zij geneigd zouden zijn geweest, met u te vertrekken, zouden zij zekerlijk voor dat doel een voorraad van wapens en benoodigdheden hebben gereed gemaakt; maar God was er afkeerig van, hen te laten vertrekken; hij heeft hen traag gemaakt en hij zeide tot hen: zit stil met hen die stil zitten.
لَوْ خَرَجُوْا فِیْكُمْ مَّا زَادُوْكُمْ اِلَّا خَبَالًا وَّ لَاۡاَوْضَعُوْا خِلٰلَكُمْ یَبْغُوْنَكُمُ الْفِتْنَةَۚ-وَ فِیْكُمْ سَمّٰعُوْنَ لَهُمْؕ-وَ اللّٰهُ عَلِیْمٌۢ بِالظّٰلِمِیْنَ(۴۷)
En als zij met u waren gegaan, zouden zij u niets dan last hebben bezorgd en zij zouden zich heen en weer hebben gehaast, tweedracht tussen u zaaiende. En er zijn er onder u die naar hen geluisterd zouden hebben. En Allah kent de onrechtvaardigen goed.
Indien zij met u waren vertrokken, zouden zij slechts een last voor u geweest zijn, en heen en weder geloopen, en tot opstand aangezet hebben; en er zouden sommigen onder u zijn geweest, die hun gehoor zouden gegeven hebben; maar God kent de boozen.
لَقَدِ ابْتَغَوُا الْفِتْنَةَ مِنْ قَبْلُ وَ قَلَّبُوْا لَكَ الْاُمُوْرَ حَتّٰى جَآءَ الْحَقُّ وَ ظَهَرَ اَمْرُ اللّٰهِ وَ هُمْ كٰرِهُوْنَ(۴۸)
Voorzeker, zij zochten voordien reeds tweedracht te scheppen en zij smeedden complotten tegen u, totdat de waarheid kwam en het voornemen van Allah de overhand kreeg, ofschoon zij er afkerig van waren.
Reeds vroeger trachtten zij opstand te veroorzaken, en zij verwarden uwe zaken, tot de waarheid verscheen en Gods bevel duidelijk werd gemaakt, hoewel zij er afkeerig van waren.
وَ مِنْهُمْ مَّنْ یَّقُوْلُ ائْذَنْ لِّیْ وَ لَا تَفْتِنِّیْؕ-اَلَا فِی الْفِتْنَةِ سَقَطُوْاؕ-وَ اِنَّ جَهَنَّمَ لَمُحِیْطَةٌۢ بِالْكٰفِرِیْنَ(۴۹)
En onder hen is hij die zegt: "Geef mij verlof en stel mij niet op de proef." Voorzeker, zij zijn reeds op de proef gesteld. De hel zal de ongelovigen zeker omvatten.
Sommigen van hen zeggen tot u: Geef mij verlof achter te blijven, en stel mij aan geene verzoeking bloot. Zijn zij er niet reeds toe vervallen? Maar de hel zal de ongeloovigen verwoesten.
اِنْ تُصِبْكَ حَسَنَةٌ تَسُؤْهُمْۚ-وَ اِنْ تُصِبْكَ مُصِیْبَةٌ یَّقُوْلُوْا قَدْ اَخَذْنَاۤ اَمْرَنَا مِنْ قَبْلُ وَ یَتَوَلَّوْا وَّ هُمْ فَرِحُوْنَ(۵۰)
Indien u iets goeds overkomt, verdriet het hen, maar als u een rampspoed overkomt, zeggen zij: "Wij hadden inderdaad onze voorzorgen genomen." En zij wenden zich juichend af.
Indien gij met geluk wordt bedeeld, bedroeft het hun, maar indien u een ongeluk overkomt, zeggen zij: Wij hebben onze maatregelen vooraf genomen, en zij wenden zich af, en verheugen zich, dat gij ongelukkig zijt.
قُلْ لَّنْ یُّصِیْبَنَاۤ اِلَّا مَا كَتَبَ اللّٰهُ لَنَاۚ-هُوَ مَوْلٰىنَاۚ-وَ عَلَى اللّٰهِ فَلْیَتَوَكَّلِ الْمُؤْمِنُوْنَ(۵۱)
Zeg: "Niets kan ons overkomen, behalve hetgeen Allah voor ons heeft verordend. Hij is onze Beschermer. En in Allah zullen de gelovigen hun vertrouwen leggen."
Zeg: Niets zal ons overkomen, dan wat God over ons heeft besloten; hij is onze schuts, en in God stelt de geloovige zijn vertrouwen.
قُلْ هَلْ تَرَبَّصُوْنَ بِنَاۤ اِلَّاۤ اِحْدَى الْحُسْنَیَیْنِؕ-وَ نَحْنُ نَتَرَبَّصُ بِكُمْ اَنْ یُّصِیْبَكُمُ اللّٰهُ بِعَذَابٍ مِّنْ عِنْدِهٖۤ اَوْ بِاَیْدِیْنَا ﳲ فَتَرَبَّصُوْۤا اِنَّا مَعَكُمْ مُّتَرَبِّصُوْنَ(۵۲)
Zeg: "Gij verwacht voor ons niets dan een der beide goede dingen (overwinning, martelaarschap), terwijl wij betreffende u verwachten, dat Allah u een straf zal opleggen van Hemzelf of door onze handen. Wacht daarom, wij wachten ook met u."
Zeg: Verwacht gij dat ons iets anders zal overkomen, dan een der twee uitmuntendste dingen, overwinning of martelaarschap? Maar wij verwachten omtrent u, dat God u eene straf oplegt, hetzij van hem zelven of door onze handen. Wacht dus, om te zien wat het einde zal zijn; want wij zullen op u wachten.
قُلْ اَنْفِقُوْا طَوْعًا اَوْ كَرْهًا لَّنْ یُّتَقَبَّلَ مِنْكُمْؕ-اِنَّكُمْ كُنْتُمْ قَوْمًا فٰسِقِیْنَ(۵۳)
Zeg: "Besteedt vrijwillig of onwillig, het zal van u niet worden aangenomen. Gij zijt inderdaad een ongehoorzaam volk."
Zeg: Besteedt uw geld, zoowel vrijwillig als gedwongen, voor vrome doeleinden; het zal niet van u worden aangenomen daar gij goddeloozen zijt.
وَ مَا مَنَعَهُمْ اَنْ تُقْبَلَ مِنْهُمْ نَفَقٰتُهُمْ اِلَّاۤ اَنَّهُمْ كَفَرُوْا بِاللّٰهِ وَ بِرَسُوْلِهٖ وَ لَا یَاْتُوْنَ الصَّلٰوةَ اِلَّا وَ هُمْ كُسَالٰى وَ لَا یُنْفِقُوْنَ اِلَّا وَ هُمْ كٰرِهُوْنَ(۵۴)
En niets verhindert, dat hun gaven worden aangenomen behalve dat zij in Allah en de boodschapper niet geloven. En zij komen slechts in luiheid tot het gebed en zij geven niet, dan onwillig.
En niets verhindert hunne gaven aan te nemen, dan dat zij niet in God en zijn apostel gelooven, en dat zij het gebed niet anders dan onachtzaam verrichten, en hun geld voor Gods geloof slechts onwillig besteden.
فَلَا تُعْجِبْكَ اَمْوَالُهُمْ وَ لَاۤ اَوْلَادُهُمْؕ-اِنَّمَا یُرِیْدُ اللّٰهُ لِیُعَذِّبَهُمْ بِهَا فِی الْحَیٰوةِ الدُّنْیَا وَ تَزْهَقَ اَنْفُسُهُمْ وَ هُمْ كٰفِرُوْنَ(۵۵)
Laat daarom hun rijkdommen noch hun kinderen uw verwondering opwekken. Allah wenst hen er slechts mede te straffen en hun ziel zal heengaan, terwijl zij ongelovigen Zijn.
Laten hunne rijkdommen of hunne kinderen u dus niet verwonderen. Waarlijk, God wil hen slechts door die zaken op deze wereld straffen, en dat hunne zielen hen verlaten, tijdens zij ongeloovigen zijn.
وَ یَحْلِفُوْنَ بِاللّٰهِ اِنَّهُمْ لَمِنْكُمْؕ-وَ مَا هُمْ مِّنْكُمْ وَ لٰكِنَّهُمْ قَوْمٌ یَّفْرَقُوْنَ(۵۶)
En zij zweren bij Allah dat zij inderdaad tot de uwen behoren, terwijl zij (in feite) niet tot de uwen behoren, toch zijn zij een volk dat vreest.
Zij zweren bij God, dat zij tot de uwen behooren, maar zij behooren niet tot u; doch zij vreezen.
لَوْ یَجِدُوْنَ مَلْجَاً اَوْ مَغٰرٰتٍ اَوْ مُدَّخَلًا لَّوَلَّوْا اِلَیْهِ وَ هُمْ یَجْمَحُوْنَ(۵۷)
Als zij een schuilplaats of grotten of zelfs een gat konden vinden om er binnen te gaan, zouden zij er zich zeker met grote spoed heenwenden.
Indien zij een toevluchtsoord, of holen, of een onderaardsch gewelf vinden, wenden zij zich af en begeven zich zoo spoedig mogelijk daarheen.
وَ مِنْهُمْ مَّنْ یَّلْمِزُكَ فِی الصَّدَقٰتِۚ-فَاِنْ اُعْطُوْا مِنْهَا رَضُوْا وَ اِنْ لَّمْ یُعْطَوْا مِنْهَاۤ اِذَا هُمْ یَسْخَطُوْنَ(۵۸)
Er zijn onder hen die u inzake aalmoezen belasteren. Als hun ervan wordt gegeven zijn zij tevreden, maar als hun er niet van wordt gegeven, ziet, worden zij boos.
Er zijn ook onder hen, die slechte berichten omtrent u verspreiden, nopens uwe uitdeeling van aalmoezen; maar indien zij een deel daarvan ontvangen, zijn zij wel tevreden, doch indien zij geen deel daarvan ontvangen, onthoudt het, zijn zij toornig.
وَ لَوْ اَنَّهُمْ رَضُوْا مَاۤ اٰتٰىهُمُ اللّٰهُ وَ رَسُوْلُهٗۙ-وَ قَالُوْا حَسْبُنَا اللّٰهُ سَیُؤْتِیْنَا اللّٰهُ مِنْ فَضْلِهٖ وَ رَسُوْلُهٗۤۙ-اِنَّاۤ اِلَى اللّٰهِ رٰغِبُوْنَ۠(۵۹)
Waren zij slechts tevreden geweest met hetgeen Allah en Zijn boodschapper hun hadden gegeven en hadden zij gezegd: "Allah is ons toereikend: Allah zal ons van Zijn overvloed geven evenals Zijn boodschapper. Voorzeker, tot Allah zijn wij geneigd."
Maar indien zij tevreden waren geweest met datgene, wat God en zijn apostel hun hebben gegeven, en zoo zij gezegd hadden: God is onze steun; God zal ons van zijn overvloed geven, evenals zijn Profeet, en wij begeeren slechts God: waarlijk het zou beter voor hen geweest zijn.
اِنَّمَا الصَّدَقٰتُ لِلْفُقَرَآءِ وَ الْمَسٰكِیْنِ وَ الْعٰمِلِیْنَ عَلَیْهَا وَ الْمُؤَلَّفَةِ قُلُوْبُهُمْ وَ فِی الرِّقَابِ وَ الْغٰرِمِیْنَ وَ فِیْ سَبِیْلِ اللّٰهِ وَ ابْنِ السَّبِیْلِؕ-فَرِیْضَةً مِّنَ اللّٰهِؕ-وَ اللّٰهُ عَلِیْمٌ حَكِیْمٌ(۶۰)
De aalmoezen zijn alleen voor de armen en de behoeftigen en voor degenen die daarbij werkzaam zijn en voor degenen wier hart verzoend is en voor de slaven en voor degenen die schuld hebben en voor de zaak van Allah en voor de reiziger: dit is een gebod van Allah. En Allah is Alwetend, Alwijs.
Aalmoezen moeten alleen uitgereikt worden aan de armen, de hulpbehoevenden en aan hen, welke gebruikt worden om die te verzamelen en te verdeelen, en aan hen wier harten voor den Islam gewonnen zijn; voor het vrijkoopen van slaven, en aan hen die schuld hebben en niet betalen kunnen; voor de bevordering van Gods geloof en aan den reiziger. Dit is een bevel van God, en God is alwetend en wijs.
وَ مِنْهُمُ الَّذِیْنَ یُؤْذُوْنَ النَّبِیَّ وَ یَقُوْلُوْنَ هُوَ اُذُنٌؕ-قُلْ اُذُنُ خَیْرٍ لَّكُمْ یُؤْمِنُ بِاللّٰهِ وَ یُؤْمِنُ لِلْمُؤْمِنِیْنَ وَ رَحْمَةٌ لِّلَّذِیْنَ اٰمَنُوْا مِنْكُمْؕ-وَ الَّذِیْنَ یُؤْذُوْنَ رَسُوْلَ اللّٰهِ لَهُمْ عَذَابٌ اَلِیْمٌ(۶۱)
En er zijn onder hen, die de profeet lastig vallen en zeggen: "Hij luistert naar iedereen." Zeg: "Zijn luisteren is goed voor u, hij gelooft in Allah en hij gelooft de gelovigen en hij is een barmhartigheid voor de gelovigen onder u." En zij, die de boodschapper van Allah lastig vallen, zullen een pijnlijke straf ontvangen.
Er zijn sommigen onder hen, die den profeet belasteren en zeggen: Hij is een oor. Antwoord: Hij is een goed oor voor u; hij gelooft in God en hij vertrouwt den geloovige. En hij is eene genade voor degenen van u, die gelooven. Maar zij die Gods apostel beleedigen, zullen eene smartelijke straf ondergaan.
یَحْلِفُوْنَ بِاللّٰهِ لَكُمْ لِیُرْضُوْكُمْۚ-وَ اللّٰهُ وَ رَسُوْلُهٗۤ اَحَقُّ اَنْ یُّرْضُوْهُ اِنْ كَانُوْا مُؤْمِنِیْنَ(۶۲)
Zij zweren bij Allah om u te behagen, maar Allah en Zijn boodschapper zijn waardiger, dat zij hen zouden behagen, als zij gelovigen zijn.
Zij zweren u bij God, dat zij u zouden willen behagen; maar het zou beter zijn dat zij Gode en zijn apostel behaagden, indien zij ware geloovigen zouden zijn.
اَلَمْ یَعْلَمُوْۤا اَنَّهٗ مَنْ یُّحَادِدِ اللّٰهَ وَ رَسُوْلَهٗ فَاَنَّ لَهٗ نَارَ جَهَنَّمَ خَالِدًا فِیْهَاؕ-ذٰلِكَ الْخِزْیُ الْعَظِیْمُ(۶۳)
Weten zij niet, dat hem die Allah en Zijn Boodschapper vijandig gezind is het Vuur der hel wacht, waarin hij zal vertoeven? Dat is de grote vernedering.
Weten zij niet, dat hij, die God en zijn apostel weêrstand biedt, zonder twijfel met het vuur der hel gestraft worden, en daarin voor eeuwig verblijven zal? Dit is eene groote schande.
یَحْذَرُ الْمُنٰفِقُوْنَ اَنْ تُنَزَّلَ عَلَیْهِمْ سُوْرَةٌ تُنَبِّئُهُمْ بِمَا فِیْ قُلُوْبِهِمْؕ-قُلِ اسْتَهْزِءُوْاۚ-اِنَّ اللّٰهَ مُخْرِ جٌ مَّا تَحْذَرُوْنَ(۶۴)
De huichelaars vrezen, dat een Soerah tegen hen zou worden geopenbaard die hen zou onderrichten over hetgeen in hun hart is. Zeg (tot hen): "Spot maar, voorzeker, Allah zal al hetgeen gij vreest aan het licht brengen."
De huichelaars vreezen, dat eene Soera nopens hen mocht worden geopenbaard, om hun te verklaren, wat zich in hunne harten bevindt. Zeg tot hen: Gij spot, maar God zal zekerlijk aan het licht brengen, wat gij vreest te zien openbaren.
وَ لَىٕنْ سَاَلْتَهُمْ لَیَقُوْلُنَّ اِنَّمَا كُنَّا نَخُوْضُ وَ نَلْعَبُؕ-قُلْ اَبِاللّٰهِ وَ اٰیٰتِهٖ وَ رَسُوْلِهٖ كُنْتُمْ تَسْتَهْزِءُوْنَ(۶۵)
En indien gij hen ondervraagt, zullen zij beslist zeggen: "Wij spraken slechts ijdellijk (onder elkander) en vermaakten ons." Zeg: "Was het over Allah en Zijn tekenen en Zijn boodschapper dat gij spotte?"
En indien gij hun de reden van deze bespotting vraagt, zeggen zij: Waarlijk, wij spraken slechts met elkander en schertsten onder ons. Zeg: spot gij met God en zijne teekens en met zijn apostel?
لَا تَعْتَذِرُوْا قَدْ كَفَرْتُمْ بَعْدَ اِیْمَانِكُمْؕ-اِنْ نَّعْفُ عَنْ طَآىٕفَةٍ مِّنْكُمْ نُعَذِّبْ طَآىٕفَةًۢ بِاَنَّهُمْ كَانُوْا مُجْرِمِیْنَ۠(۶۶)
"Biedt geen verontschuldiging aan. Gij hebt, na te hebben geloofd, verworpen. Als Wij een deel uwer vergeven, zullen Wij een ander deel uwer straffen, omdat zij schuldig waren."
Tracht niet u te verontschuldigen; gij zijt ongeloovigen geworden, na geloofd te hebben. Indien wij een deel uwer vergeven, zullen wij een ander deel straffen, daar zij boozen waren.
اَلْمُنٰفِقُوْنَ وَ الْمُنٰفِقٰتُ بَعْضُهُمْ مِّنْۢ بَعْضٍۘ-یَاْمُرُوْنَ بِالْمُنْكَرِ وَ یَنْهَوْنَ عَنِ الْمَعْرُوْفِ وَ یَقْبِضُوْنَ اَیْدِیَهُمْؕ-نَسُوا اللّٰهَ فَنَسِیَهُمْؕ-اِنَّ الْمُنٰفِقِیْنَ هُمُ الْفٰسِقُوْنَ(۶۷)
De huichelaars, mannen en vrouwen zijn allen met elkander verbonden. Zij sporen aan tot het kwade en verbieden het goede en houden hun handen gesloten (om geen aalmoezen te geven). Zij vergaten Allah, daarom heeft Hij hen vergeten. Voorzeker, de huichelaars zijn ongehoorzaam.
Huichelende mannen en vrouwen zetten elkander wederkeerig aan; zij gebieden wat slecht is, en verbieden wat goed is, en sluiten hunne handen om geene aalmoezen te geven. Zij hebben God vergeten; daarom heeft God ook hen vergeten: waarlijk de huichelaars zijn goddeloozen.
وَعَدَ اللّٰهُ الْمُنٰفِقِیْنَ وَ الْمُنٰفِقٰتِ وَ الْكُفَّارَ نَارَ جَهَنَّمَ خٰلِدِیْنَ فِیْهَاؕ-هِیَ حَسْبُهُمْۚ-وَ لَعَنَهُمُ اللّٰهُۚ-وَ لَهُمْ عَذَابٌ مُّقِیْمٌۙ(۶۸)
Allah belooft de huichelaars, mannen en vrouwen en de ongelovigen het Vuur der hel, waarin zij zullen vertoeven. Het zal hun genoeg zijn. Allah heeft hen vervloekt, en zij zullen een blijvende straf ontvangen.
God bedreigt de huichelaars, zoowel mannen als vrouwen, en de ongeloovigen met het vuur der hel; eeuwig zullen zij daarin blijven; dit zal hun verdiende loon zijn. God heeft hen vervloekt, en zij zullen eene voortdurende pijniging ondergaan.
كَالَّذِیْنَ مِنْ قَبْلِكُمْ كَانُوْۤا اَشَدَّ مِنْكُمْ قُوَّةً وَّ اَكْثَرَ اَمْوَالًا وَّ اَوْلَادًاؕ-فَاسْتَمْتَعُوْا بِخَلَاقِهِمْ فَاسْتَمْتَعْتُمْ بِخَلَاقِكُمْ كَمَا اسْتَمْتَعَ الَّذِیْنَ مِنْ قَبْلِكُمْ بِخَلَاقِهِمْ وَ خُضْتُمْ كَالَّذِیْ خَاضُوْاؕ-اُولٰٓىٕكَ حَبِطَتْ اَعْمَالُهُمْ فِی الدُّنْیَا وَ الْاٰخِرَةِۚ-وَ اُولٰٓىٕكَ هُمُ الْخٰسِرُوْنَ(۶۹)
Evenals die v??r u waren: zij hadden meer macht dan gij en waren rijker in bezittingen en kinderen. Dezen genoten hun deel; gij zult dus uw deel genieten, zoals zij die voor u waren hun deel genoten. En gij spreekt ijdellijk, evenals zij ijdellijk spraken. Dezen zijn het wier werken in deze wereld en in het Hiernamaals verloren zijn gegaan. En zij zijn de verliezers.
Gij handelt evenals zij, die vóór u bestonden. Zij waren sterker dan gij en hadden meer overvloed van rijkdommen en van kinderen; en zij genoten van hun vermogen in deze wereld, evenals gij, die uw vermogen hier geniet, gelijk zij, die u vooraf gingen, hun vermogen genoten. En gij mengt u in ijdele gesprekken, evenals zij zich daarin mengden. De daden van dezen zijn ijdel, zoowel in deze als in de volgende wereld, en zij zijn het die verloren gaan.
اَلَمْ یَاْتِهِمْ نَبَاُ الَّذِیْنَ مِنْ قَبْلِهِمْ قَوْمِ نُوْحٍ وَّ عَادٍ وَّ ثَمُوْدَ ﳔ وَ قَوْمِ اِبْرٰهِیْمَ وَ اَصْحٰبِ مَدْیَنَ وَ الْمُؤْتَفِكٰتِؕ-اَتَتْهُمْ رُسُلُهُمْ بِالْبَیِّنٰتِۚ-فَمَا كَانَ اللّٰهُ لِیَظْلِمَهُمْ وَ لٰكِنْ كَانُوْۤا اَنْفُسَهُمْ یَظْلِمُوْنَ(۷۰)
Heeft hen het verhaal niet bereikt van degenen, die v??r hen waren? Het volk van Noach en Aad en Samoed en het volk van Abraham en de bewoners van Midian en van de steden die verwoest werden? Hun boodschappers kwamen met duidelijke tekenen tot hen. Allah was het niet die hun onrecht aandeed, maar zij deden zichzelf onrecht aan.
Waart gij niet bekend met de geschiedenis van hen, die vóór hen bestonden? Van het volk van Noach, van Ad en van Themoed, en van het volk van Abraham, en van de bewoners van Madian, en van de steden die verwoest werden? Hunne apostelen kwamen tot hen met duidelijke aanwijzingen, en God was niet geneigd hen onrechtvaardig te behandelen; maar zij handelden onrechtvaardig met hunne eigene zielen.
وَ الْمُؤْمِنُوْنَ وَ الْمُؤْمِنٰتُ بَعْضُهُمْ اَوْلِیَآءُ بَعْضٍۘ-یَاْمُرُوْنَ بِالْمَعْرُوْفِ وَ یَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنْكَرِ وَ یُقِیْمُوْنَ الصَّلٰوةَ وَ یُؤْتُوْنَ الزَّكٰوةَ وَ یُطِیْعُوْنَ اللّٰهَ وَ رَسُوْلَهٗؕ-اُولٰٓىٕكَ سَیَرْحَمُهُمُ اللّٰهُؕ-اِنَّ اللّٰهَ عَزِیْزٌ حَكِیْمٌ(۷۱)
En de gelovigen, mannen en vrouwen, zijn vrienden van elkander. Zij sporen aan tot het goede en verbieden het kwade en houden het gebed en betalen de Zakaat en gehoorzamen Allah en Zijn boodschapper. Dezen zijn het, wie Allah barmhartigheid zal betonen. Voorzeker, Allah is Almachtig, Alwijs.
En de geloovige mannen en de geloovige vrouwen zijn elkanders vrienden. Zij bevelen wat rechtvaardig is en verbieden wat slecht is, en zij zijn volhardend in het gebed, en reiken de vastgestelde aalmoezen uit, en zij gehoorzamen Gode en zijne gezanten. Voor hen zal God genadig zijn; want hij is machtig en wijs.
وَعَدَ اللّٰهُ الْمُؤْمِنِیْنَ وَ الْمُؤْمِنٰتِ جَنّٰتٍ تَجْرِیْ مِنْ تَحْتِهَا الْاَنْهٰرُ خٰلِدِیْنَ فِیْهَا وَ مَسٰكِنَ طَیِّبَةً فِیْ جَنّٰتِ عَدْنٍؕ-وَ رِضْوَانٌ مِّنَ اللّٰهِ اَكْبَرُؕ-ذٰلِكَ هُوَ الْفَوْزُ الْعَظِیْمُ۠(۷۲)
Allah heeft de gelovigen, mannen en vrouwen tuinen beloofd waar doorheen rivieren stromen, heerlijke woonplaatsen in tuinen der eeuwigheid. En het behagen van Allah is het grootste. Dit is de grootste zegepraal.
God beloofde den waren geloovigen, zoowel mannen als vrouwen, tuinen door rivieren besproeid, waarin zij eeuwig zullen verblijven; hij beloofde hun heerlijke woningen in de tuinen van eeuwig verblijf; maar Gods goede gezindheid zal hunne uitnemendste belooning zijn. Dat zal een groot heil wezen.
یٰۤاَیُّهَا النَّبِیُّ جَاهِدِ الْكُفَّارَ وَ الْمُنٰفِقِیْنَ وَ اغْلُظْ عَلَیْهِمْؕ-وَ مَاْوٰىهُمْ جَهَنَّمُؕ-وَ بِئْسَ الْمَصِیْرُ(۷۳)
O profeet, strijd tegen de ongelovigen en de huichelaars. En wees streng jegens hen. Hun tehuis is de hel en deze is een boze bestemming.
O Profeet! onderneem den oorlog tegen de ongeloovigen en de huichelaars, en wees gestreng omtrent hen; want hunne woning zal de hel zijn. Welk een ongelukkig verblijf!
یَحْلِفُوْنَ بِاللّٰهِ مَا قَالُوْاؕ-وَ لَقَدْ قَالُوْا كَلِمَةَ الْكُفْرِ وَ كَفَرُوْا بَعْدَ اِسْلَامِهِمْ وَ هَمُّوْا بِمَا لَمْ یَنَالُوْاۚ-وَ مَا نَقَمُوْۤا اِلَّاۤ اَنْ اَغْنٰىهُمُ اللّٰهُ وَ رَسُوْلُهٗ مِنْ فَضْلِهٖۚ-فَاِنْ یَّتُوْبُوْا یَكُ خَیْرًا لَّهُمْۚ-وَ اِنْ یَّتَوَلَّوْا یُعَذِّبْهُمُ اللّٰهُ عَذَابًا اَلِیْمًاۙ-فِی الدُّنْیَا وَ الْاٰخِرَةِۚ-وَ مَا لَهُمْ فِی الْاَرْضِ مِنْ وَّلِیٍّ وَّ لَا نَصِیْرٍ(۷۴)
Zij zweren bij Allah, dat zij niets zeiden, maar voorzeker zij spraken het woord des ongeloofs en na de Islam te hebben aanvaard, verwierpen zij deze en zij besloten tot hetgeen zij niet konden volbrengen. Zij koesterden haat alleen omdat Allah en Zijn boodschapper hen uit Zijn overvloed hadden verrijkt. Als zij berouw tonen zal het beter voor hen zijn, maar indien zij zich afwenden zal Allah hen met een pijnlijke straf in deze wereld en in het Hiernamaals straffen en zij zullen op aarde vriend noch helper hebben.
Zij zweren bij God, dat zij niet zeiden waarvan zij worden beschuldigd, en toch hebben zij het woord van ongeloovigheid geuit en werden ongeloovigen, nadat zij den Islam hadden omhelsd. En zij vormden een plan, maar konden het niet volvoeren; en zij vormden het niet, dan omdat God en zijn gezant hen door hunne goedheid hebben verrijkt. Indien zij zich bekeeren, zal het beter voor hen zijn; maar indien zij terugtrekken, zal God hen met eene strenge pijniging straffen, zoo wel in deze als in de volgende wereld, en zij zullen noch eenen schuts op aarde noch eenen beschermer hebben.
وَ مِنْهُمْ مَّنْ عٰهَدَ اللّٰهَ لَىٕنْ اٰتٰىنَا مِنْ فَضْلِهٖ لَنَصَّدَّقَنَّ وَ لَنَكُوْنَنَّ مِنَ الصّٰلِحِیْنَ(۷۵)
En er zijn onder hen die met Allah een verbond sloten. Zij zeiden: "Als Hij ons van Zijn overvloed geeft zullen wij beslist aalmoezen geven en tot de deugdzamen behoren."
Er zijn sommigen van hen die een verbond met God hebben aangegaan, zeggende: Waarlijk, indien hij ons van zijnen overvloed geeft, zullen wij aalmoezen schenken en rechtvaardigen worden.
فَلَمَّاۤ اٰتٰىهُمْ مِّنْ فَضْلِهٖ بَخِلُوْا بِهٖ وَ تَوَلَّوْا وَّ هُمْ مُّعْرِضُوْنَ(۷۶)
Maar toen Hij hun van Zijn overvloed gaf werden zij er vrekkig mede en wendden zich om en waren afkerig.
Maar toen hij hun van zijn overvloed had gegeven, werden zij gierig, keerden zich om en wendden zich ver weg.
فَاَعْقَبَهُمْ نِفَاقًا فِیْ قُلُوْبِهِمْ اِلٰى یَوْمِ یَلْقَوْنَهٗ بِمَاۤ اَخْلَفُوا اللّٰهَ مَا وَعَدُوْهُ وَ بِمَا كَانُوْا یَكْذِبُوْنَ(۷۷)
Hij vergold het hun door huichelachtigheid in hun hart op te wekken tot aan de Dag, waarop zij Hem zullen ontmoeten, omdat zij hun belofte aan Allah braken en leugens uitten.
Daarom liet God huichelarij in hunne harten opvolgen, tot den dag dat zij voor hem zullen verschijnen, om rekenschap te geven van hunne schending der beloften, die zij Gode hebben gedaan, en omdat zij bedriegelijk hebben gehandeld.
اَلَمْ یَعْلَمُوْۤا اَنَّ اللّٰهَ یَعْلَمُ سِرَّهُمْ وَ نَجْوٰىهُمْ وَ اَنَّ اللّٰهَ عَلَّامُ الْغُیُوْبِۚ(۷۸)
Weten zij niet dat Allah hun geheimen alsook hun heimelijk overleg kent en dat Allah de Oerkenner is van het onzienlijke?
Weten zij dan niet, dat God kent wat zij verbergen en hunne onderlinge gesprekken, en dat God alle geheimen kent?
اَلَّذِیْنَ یَلْمِزُوْنَ الْمُطَّوِّعِیْنَ مِنَ الْمُؤْمِنِیْنَ فِی الصَّدَقٰتِ وَ الَّذِیْنَ لَا یَجِدُوْنَ اِلَّا جُهْدَهُمْ فَیَسْخَرُوْنَ مِنْهُمْؕ-سَخِرَ اللّٰهُ مِنْهُمْ٘-وَ لَهُمْ عَذَابٌ اَلِیْمٌ(۷۹)
Zij, die de gelovigen belasteren welke vrijwillig aalmoezen geven en hen die niets vinden (te geven) dan naar hun vermogen, bespotten: Allah zal hun spotternij vergelden en er is voor hen een pijnlijke straf.
Zij die de geloovigen belasteren wegens de onverplichte aalmoezen, of omdat dezen daaraan niet dan met veel moeite kunnen voldoen, en hen daarom bespotten, God zal hen bespotten en zij zullen eene gestrenge straf ondergaan.
اِسْتَغْفِرْ لَهُمْ اَوْ لَا تَسْتَغْفِرْ لَهُمْؕ-اِنْ تَسْتَغْفِرْ لَهُمْ سَبْعِیْنَ مَرَّةً فَلَنْ یَّغْفِرَ اللّٰهُ لَهُمْؕ-ذٰلِكَ بِاَنَّهُمْ كَفَرُوْا بِاللّٰهِ وَ رَسُوْلِهٖؕ-وَ اللّٰهُ لَا یَهْدِی الْقَوْمَ الْفٰسِقِیْنَ۠(۸۰)
Of gij vergiffenis voor hen vraagt of dat gij geen vergiffenis voor hen vraagt - zelfs al vraagt gij zeventig maal vergiffenis voor hen - Allah zal hen toch niet vergeven. Dit is omdat zij in Allah en Zijn boodschapper niet geloven. Allah leidt het trouweloze volk niet.
Of gij al dan niet vergiffenis voor hen vraagt, het zal gelijk zijn. Indien gij zeventig maal vergiffenis voor hen vraagt, zal God hun op geenerlei wijze vergeven. Dit is omdat zij niet in God en zijn gezant gelooven; en God leidt de goddeloozen niet.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan