READ

Surah al-Baqarah

اَلْبَقَرَة
286 Ayaat    مدنیۃ


2:81
بَلٰى مَنْ كَسَبَ سَیِّئَةً وَّ اَحَاطَتْ بِهٖ خَطِیْٓــٴَـتُهٗ فَاُولٰٓىٕكَ اَصْحٰبُ النَّارِۚ-هُمْ فِیْهَا خٰلِدُوْنَ(۸۱)
Voorzeker, die kwaad doet en door zijn zonden is omringd - zij zijn de bewoners van het Vuur; daarin zullen zij verblijven.

Waarlijk, die slechte daden verricht en der zonde vervalt, dien treft eeuwig vuur.
2:82
وَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ اُولٰٓىٕكَ اَصْحٰبُ الْجَنَّةِۚ-هُمْ فِیْهَا خٰلِدُوْنَ۠(۸۲)
Maar zij, die geloven en goede werken doen, - zij zijn de bewoners van de Hemel, daarin zullen zij verblijven.

Die echter gelooft en goed doet, komt voor eeuwig in het paradijs.
2:83
وَ اِذْ اَخَذْنَا مِیْثَاقَ بَنِیْۤ اِسْرَآءِیْلَ لَا تَعْبُدُوْنَ اِلَّا اللّٰهَ- وَ بِالْوَالِدَیْنِ اِحْسَانًا وَّ ذِی الْقُرْبٰى وَ الْیَتٰمٰى وَ الْمَسٰكِیْنِ وَ قُوْلُوْا لِلنَّاسِ حُسْنًا وَّ اَقِیْمُوا الصَّلٰوةَ وَ اٰتُوا الزَّكٰوةَؕ-ثُمَّ تَوَلَّیْتُمْ اِلَّا قَلِیْلًا مِّنْكُمْ وَ اَنْتُمْ مُّعْرِضُوْنَ(۸۳)
En toen Wij een verbond sloten met de kinderen Isra?ls, zeiden Wij, dat gij niemand zult aanbidden, dan Allah alleen en dat gij goed zult zijn voor uw ouders, uw verwanten, de wezen en de armen; spreekt goed tegen de mensen en houdt het gebed en geeft de Zakaat. Doch gij wenddet u af, - behalve weinigen onder u, en gij zijt afkerig.

Toen wij met de kinderen Israëls een verbond sloten, bevalen wij: Vereert een eenigen God, weest goed omtrent uwe ouders, bloedverwanten, weezen en armen, en wenscht den menschen slechts goeds; doet het gebed en geeft aalmoezen; doch spoedig daarop zijt gij enkelen uitgezonderd, afgevallen en daarvan afgekeerd.
2:84
وَ اِذْ اَخَذْنَا مِیْثَاقَكُمْ لَا تَسْفِكُوْنَ دِمَآءَكُمْ وَ لَا تُخْرِجُوْنَ اَنْفُسَكُمْ مِّنْ دِیَارِكُمْ ثُمَّ اَقْرَرْتُمْ وَ اَنْتُمْ تَشْهَدُوْنَ(۸۴)
En toen Wij een verbond met u sloten: "Gij zult uw bloed niet vergieten noch uw volk uit hun huizen verdrijven", toen hebt Gij dit bekrachtigd en gij waart er getuige van.

Toen wij een verbond met u sloten, geen bloed te vergieten, niemand uit zijne woning te verdrijven, hebt gij verklaard daaraan vast te houden.
2:85
ثُمَّ اَنْتُمْ هٰۤؤُلَآءِ تَقْتُلُوْنَ اَنْفُسَكُمْ وَ تُخْرِجُوْنَ فَرِیْقًا مِّنْكُمْ مِّنْ دِیَارِهِمْ٘-تَظٰهَرُوْنَ عَلَیْهِمْ بِالْاِثْمِ وَ الْعُدْوَانِؕ-وَ اِنْ یَّاْتُوْكُمْ اُسٰرٰى تُفٰدُوْهُمْ وَ هُوَ مُحَرَّمٌ عَلَیْكُمْ اِخْرَاجُهُمْؕ-اَفَتُؤْمِنُوْنَ بِبَعْضِ الْكِتٰبِ وَ تَكْفُرُوْنَ بِبَعْضٍۚ-فَمَا جَزَآءُ مَنْ یَّفْعَلُ ذٰلِكَ مِنْكُمْ اِلَّا خِزْیٌ فِی الْحَیٰوةِ الدُّنْیَاۚ-وَ یَوْمَ الْقِیٰمَةِ یُرَدُّوْنَ اِلٰۤى اَشَدِّ الْعَذَابِؕ-وَ مَا اللّٰهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُوْنَ(۸۵)
Toch zijt gij het volk, dat uw eigen broeders doodt en een gedeelte van uw volk uit hun huizen verdrijft, elkaar tegen hen helpende in zonde en overtreding. En, indien zij als gevangenen tot u terugkomen, koopt gij hen vrij, terwijl juist hun verdrijving voor u verboden was. Gelooft gij dan slechts in een gedeelte van het Boek en verwerpt gij een ander gedeelte? Er is geen beloning voor degenen uwer, die zulks doen, behalve schande in dit leven; en op de Dag van Opstanding zullen zij de strengste kastijding moeten ondergaan, want Allah is niet onachtzaam betreffende hetgeen gij doet.

Doch spoedig daarop hebt gij elkander vermoord, een deel uwer uit hunne woningen verjaagd. Gij stondt elkander bij in vijandschap en ongerechtigheid. Maar komen zij als gevangenen tot u, dan koopt gij hen weder, hoewel het u verboden was, hen uit hunne woningen te verjagen. Gelooft gij dan slechts een deel van uwe schrift en wilt gij het andere loochenen? Wie dit doet, dien zal schande treffen in dit leven, en de hardste straf op den dag der opstanding; want God is niet onopmerkzaam omtrent hetgeen gij doet.
2:86
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ اشْتَرَوُا الْحَیٰوةَ الدُّنْیَا بِالْاٰخِرَةِ٘-فَلَا یُخَفَّفُ عَنْهُمُ الْعَذَابُ وَ لَا هُمْ یُنْصَرُوْنَ۠(۸۶)
Dezen zijn het, die het Hiernamaals voor het tegenwoordig leven hebben verkocht. Derhalve zal hun straf niet worden verzacht, noch zullen zij worden geholpen.

Het zijn diegene welke dit leven ten koste van het toekomstig verkoopen; hunne straf wordt niet verzacht en nimmer worden zij geholpen.
2:87
وَ لَقَدْ اٰتَیْنَا مُوْسَى الْكِتٰبَ وَ قَفَّیْنَا مِنْۢ بَعْدِهٖ بِالرُّسُلِ٘-وَ اٰتَیْنَا عِیْسَى ابْنَ مَرْیَمَ الْبَیِّنٰتِ وَ اَیَّدْنٰهُ بِرُوْحِ الْقُدُسِؕ-اَفَكُلَّمَا جَآءَكُمْ رَسُوْلٌۢ بِمَا لَا تَهْوٰۤى اَنْفُسُكُمُ اسْتَكْبَرْتُمْۚ-فَفَرِیْقًا كَذَّبْتُمْ٘-وَ فَرِیْقًا تَقْتُلُوْنَ(۸۷)
Voorwaar, Wij gaven Mozes het Boek en deden boodschappers de een na de ander zijn voetsporen volgen. En Wij gaven aan Jezus, zoon van Maria, duidelijke tekenen en versterkten hem met de geest der heiligheid. Telkens als een boodschapper tot u kwam, met hetgeen uw ziel niet behaagde, hebt gij u laatdunkend gedragen, sommigen hunner hebt gij verloochend en anderen gedood.

Eens openbaarden wij Mozes de schrift, lieten hem door nog andere boden volgen, rusteden Jezus, den zoon van Maria, met kracht van overtuiging uit en wij gaven hem den heiligen geest. Maar telkens als een dezer boden iets bracht wat u niet beviel, bleeft gij halsstarrig: eenige hebt gij van bedrog beschuldigd, en anderen gedood.
2:88
وَ قَالُوْا قُلُوْبُنَا غُلْفٌؕ-بَلْ لَّعَنَهُمُ اللّٰهُ بِكُفْرِهِمْ فَقَلِیْلًا مَّا یُؤْمِنُوْنَ(۸۸)
En zij zeiden: "Ons hart is verhuld." Neen, Allah heeft hen vanwege hun ongeloof vervloekt. Weinig is derhalve hetgeen zij geloven.

Zij zeiden: "Onze harten zijn onbesneden,". Maar God heeft hen om hun ongeloof vervloekt, en slechts weinigen hebben geloofd.
2:89
وَ لَمَّا جَآءَهُمْ كِتٰبٌ مِّنْ عِنْدِ اللّٰهِ مُصَدِّقٌ لِّمَا مَعَهُمْۙ-وَ كَانُوْا مِنْ قَبْلُ یَسْتَفْتِحُوْنَ عَلَى الَّذِیْنَ كَفَرُوْاۚ-فَلَمَّا جَآءَهُمْ مَّا عَرَفُوْا كَفَرُوْا بِهٖ٘-فَلَعْنَةُ اللّٰهِ عَلَى الْكٰفِرِیْنَ(۸۹)
En toen een Boek van Allah tot hen kwam, vervullend datgene, dat bij hen was, hoewel zij voordien om overwinning over de ongelovigen plachten te bidden, toen dat tot hen kwam, herkenden zij dat niet en verwierpen het. Gods vloek rust derhalve op de ongelovigen.

Toen zij nu de schrift van God ontvingen, waardoor hunne vroegere schriften werden bevestigd, en hoewel zij vroeger om hulp tegen de ongeloovigen hadden gesmeekt, wilden zij toch deze loochenen, hoewel zij die kennen, Gods vloek ruste op deze ongeloovigen.
2:90
بِئْسَمَا اشْتَرَوْا بِهٖۤ اَنْفُسَهُمْ اَنْ یَّكْفُرُوْا بِمَاۤ اَنْزَلَ اللّٰهُ بَغْیًا اَنْ یُّنَزِّلَ اللّٰهُ مِنْ فَضْلِهٖ عَلٰى مَنْ یَّشَآءُ مِنْ عِبَادِهٖۚ-فَبَآءُوْ بِغَضَبٍ عَلٰى غَضَبٍؕ-وَ لِلْكٰفِرِیْنَ عَذَابٌ مُّهِیْنٌ(۹۰)
Kwaad is datgene, waarvoor zij hun ziel hebben verkocht; daar zij verwerpen, hetgeen Allah heeft geopenbaard, er afkerig van zijnde, dat Allah Zijn genade doet dalen over diegenen Zijner dienaren, die Hij wil. Daardoor brachten zij toorn op toorn over zich en er is een vernederende kastijding voor de ongelovigen.

Voor eene nietigheid hebben zij hunne zielen verkocht. Zij loochenen de openbaring Gods uit nijd: want God zendt zijne gunsten aan zijne dienaren, die hem behagen. Toorn op toorn komt over hen; schandelijke straf treft de ongeloovigen.
2:91
وَ اِذَا قِیْلَ لَهُمْ اٰمِنُوْا بِمَاۤ اَنْزَلَ اللّٰهُ قَالُوْا نُؤْمِنُ بِمَاۤ اُنْزِلَ عَلَیْنَا وَ یَكْفُرُوْنَ بِمَا وَرَآءَهٗۗ-وَ هُوَ الْحَقُّ مُصَدِّقًا لِّمَا مَعَهُمْؕ-قُلْ فَلِمَ تَقْتُلُوْنَ اَنْۢبِیَآءَ اللّٰهِ مِنْ قَبْلُ اِنْ كُنْتُمْ مُّؤْمِنِیْنَ(۹۱)
En wanneer er tot hen wordt gezegd: "Gelooft in hetgeen Allah heeft geopenbaard," zeggen zij: "Wij geloven slechts in hetgeen ons is geopenbaard," maar zij verwerpen hetgeen daarna is geopenbaard, hoewel het de Waarheid is, vervullende wat zij reeds bezaten. Zeg hun "Waarom hebt gij dan de vroegere profeten van Allah gedood, als gij inderdaad gelovigen waart?"

Zegt men hun: Gelooft wat God heeft geopenbaard, dan antwoorden zij: Wij gelooven slechts aan datgene, wat ons werd geopenbaard, en zoo loochenen zij al het daarop volgende, hoewel het waarheid is en het vroegere slechts bevestigt. Zeg hun: Waarom hebt gij dan, als gij geloovigen zijt de vroegere profeten Gods gedood?
2:92
وَ لَقَدْ جَآءَكُمْ مُّوْسٰى بِالْبَیِّنٰتِ ثُمَّ اتَّخَذْتُمُ الْعِجْلَ مِنْۢ بَعْدِهٖ وَ اَنْتُمْ ظٰلِمُوْنَ(۹۲)
En Mozes kwam voorzeker tot u met duidelijke tekenen, maar gij hebt in zijn afwezigheid het (gouden) kalf genomen (om het te aanbidden) en gij waart onrechtvaardig.

Toen Mozes met wonderkracht tot u kwam, hebt gij desniettegenstaande een kalf vereerd en boos gehandeld.
2:93
وَ اِذْ اَخَذْنَا مِیْثَاقَكُمْ وَ رَفَعْنَا فَوْقَكُمُ الطُّوْرَؕ-خُذُوْا مَاۤ اٰتَیْنٰكُمْ بِقُوَّةٍ وَّ اسْمَعُوْاؕ-قَالُوْا سَمِعْنَا وَ عَصَیْنَاۗ-وَ اُشْرِبُوْا فِیْ قُلُوْبِهِمُ الْعِجْلَ بِكُفْرِهِمْؕ-قُلْ بِئْسَمَا یَاْمُرُكُمْ بِهٖۤ اِیْمَانُكُمْ اِنْ كُنْتُمْ مُّؤْمِنِیْنَ(۹۳)
En toen Wij een verbond met U sloten en de berg (Sina?) hoog boven u verhieven, zeggende: "Houdt stevig vast, hetgeen Wij u gegeven hebben en luistert," zeiden zij: "Wij horen, maar wij gehoorzamen niet"; hun hart was vervuld van het kalf, wegens hun ongeloof. Zeg: "Slecht is hetgeen uw geloof u oplegt, zo gij al enig geloof bezit".

Toen wij een verbond met u sloten en den berg boven u verhieven, zeiden wij: Neemt met vastheid aan wat wij openbaren, en hoort. Zij antwoorden: Wij hoorden het wel, maar wij gehoorzamen niet, en zij moesten het kalf in hun hart drinken. Zeg hun: Een zware taak legt uw geloof u op, zoo ge er een hebt.
2:94
قُلْ اِنْ كَانَتْ لَكُمُ الدَّارُ الْاٰخِرَةُ عِنْدَ اللّٰهِ خَالِصَةً مِّنْ دُوْنِ النَّاسِ فَتَمَنَّوُا الْمَوْتَ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۹۴)
Zeg: "Indien het tehuis van het Hiernamaals, bij Allah alleen voor u is, met uitsluiting van andere mensen, wenst dan eer de dood, als gij te goeder trouw zijt".

Zeg hun: Indien gij dan eens eene bijzondere woning bij God, gescheiden van de overige menschen hoopt, dan moet gij den dood verlangen, indien gij oprecht zijt.
2:95
وَ لَنْ یَّتَمَنَّوْهُ اَبَدًۢا بِمَا قَدَّمَتْ اَیْدِیْهِمْؕ-وَ اللّٰهُ عَلِیْمٌۢ بِالظّٰلِمِیْنَ(۹۵)
Maar zij zullen deze nooit wensen, wegens het werk hunner handen. En Allah kent de boosdoeners goed.

Maar nimmer wenscht gij dien, om het werk uwer handen, dewijl God de booswichten kent.
2:96
وَ لَتَجِدَنَّهُمْ اَحْرَصَ النَّاسِ عَلٰى حَیٰوةٍۚۛ-وَ مِنَ الَّذِیْنَ اَشْرَكُوْاۚۛ-یَوَدُّ اَحَدُهُمْ لَوْ یُعَمَّرُ اَلْفَ سَنَةٍۚ-وَ مَا هُوَ بِمُزَحْزِحِهٖ مِنَ الْعَذَابِ اَنْ یُّعَمَّرَؕ-وَ اللّٰهُ بَصِیْرٌۢ بِمَا یَعْمَلُوْنَ۠(۹۶)
Voorzeker, gij zult hen (Joden) het meest van alle mensen verlangend naar het leven vinden, zelfs meer dan de afgodendienaren. Ieder van hen wenst, dat hem een leven van duizend jaren geschonken moge worden, doch al ware hem zulk een lang leven vergund, dan zou het hem tegen de straf toch niet beschermen. Allah ziet hetgeen zij doen.

Gij zult vinden, dat juist zij, meer nog dan de afgodendienaars, dit leven vurig wenschen; ieder bidt dat hij duizend jaren moge leven. Maar al zou hij ook duizend jaren leven, dan nog zou hij de straf niet ontgaan want God ziet wat zij gedaan hebben.
2:97
قُلْ مَنْ كَانَ عَدُوًّا لِّجِبْرِیْلَ فَاِنَّهٗ نَزَّلَهٗ عَلٰى قَلْبِكَ بِاِذْنِ اللّٰهِ مُصَدِّقًا لِّمَا بَیْنَ یَدَیْهِ وَ هُدًى وَّ بُشْرٰى لِلْمُؤْمِنِیْنَ(۹۷)
0

Zeg: Wee den vijand van Gabriël, die u, door Gods wil de openbaring ingegeven heeft; diegeene welke gij reeds bezit, bevestigend als een richtsnoer en eene belofte voor de geloovigen.
2:98
مَنْ كَانَ عَدُوًّا لِّلّٰهِ وَ مَلٰٓىٕكَتِهٖ وَ رُسُلِهٖ وَ جِبْرِیْلَ وَ مِیْكٰىلَ فَاِنَّ اللّٰهَ عَدُوٌّ لِّلْكٰفِرِیْنَ(۹۸)
"Al wie een vijand is van Allah en Zijn engelen en Zijn boodschappers en Gabri?l en Micha?l, waarlijk, Allah is een vijand van zulke ongelovigen."

Wee hem, die den vijand van God, van zijn engelen, zijne boden, van Gabriël en Michaël is. Waarlijk God is een vijand der ongeloovigen.
2:99
وَ لَقَدْ اَنْزَلْنَاۤ اِلَیْكَ اٰیٰتٍۭ بَیِّنٰتٍۚ-وَ مَا یَكْفُرُ بِهَاۤ اِلَّا الْفٰسِقُوْنَ(۹۹)
En Wij hebben u voorzeker duidelijke tekenen gegeven en niemand, dan de overtreders, verwerpt ze.

Wij hebben u overtuigende kracht van wonderen gegeven, en niemand kan die betwijfelen dan de goddeloozen.
2:100
اَوَ كُلَّمَا عٰهَدُوْا عَهْدًا نَّبَذَهٗ فَرِیْقٌ مِّنْهُمْؕ-بَلْ اَكْثَرُهُمْ لَا یُؤْمِنُوْنَ(۱۰۰)
Hoe kwam dat? Telkens wanneer zij een verbond aangingen, schond een gedeelte hunner het. Neen, de meesten hunner geloven niet.

Hoe dikwijls zij ook ons geloof bezweren, een deel van hen verwerpen het toch: ja de meesten onder hen gelooven niet daaraan.
2:101
وَ لَمَّا جَآءَهُمْ رَسُوْلٌ مِّنْ عِنْدِ اللّٰهِ مُصَدِّقٌ لِّمَا مَعَهُمْ نَبَذَ فَرِیْقٌ مِّنَ الَّذِیْنَ اُوْتُوا الْكِتٰبَۗۙ-كِتٰبَ اللّٰهِ وَرَآءَ ظُهُوْرِهِمْ كَاَنَّهُمْ لَا یَعْلَمُوْنَ٘(۱۰۱)
0

Toen de apostel Gods tot hen kwam, de schrift bevestigende, die hen reeds vroeger was gegeven, wierp een deel der schriftgeleerden het boek Gods achter hunnen rug, als kenden zij het niet.
2:102
وَ اتَّبَعُوْا مَا تَتْلُوا الشَّیٰطِیْنُ عَلٰى مُلْكِ سُلَیْمٰنَۚ-وَ مَا كَفَرَ سُلَیْمٰنُ وَ لٰكِنَّ الشَّیٰطِیْنَ كَفَرُوْا یُعَلِّمُوْنَ النَّاسَ السِّحْرَۗ-وَ مَاۤ اُنْزِلَ عَلَى الْمَلَكَیْنِ بِبَابِلَ هَارُوْتَ وَ مَارُوْتَؕ-وَ مَا یُعَلِّمٰنِ مِنْ اَحَدٍ حَتّٰى یَقُوْلَاۤ اِنَّمَا نَحْنُ فِتْنَةٌ فَلَا تَكْفُرْؕ-فَیَتَعَلَّمُوْنَ مِنْهُمَا مَا یُفَرِّقُوْنَ بِهٖ بَیْنَ الْمَرْءِ وَ زَوْجِهٖؕ-وَ مَا هُمْ بِضَآرِّیْنَ بِهٖ مِنْ اَحَدٍ اِلَّا بِاِذْنِ اللّٰهِؕ-وَ یَتَعَلَّمُوْنَ مَا یَضُرُّهُمْ وَ لَا یَنْفَعُهُمْؕ-وَ لَقَدْ عَلِمُوْا لَمَنِ اشْتَرٰىهُ مَا لَهٗ فِی الْاٰخِرَةِ مِنْ خَلَاقٍ ﳴ وَ لَبِئْسَ مَا شَرَوْا بِهٖۤ اَنْفُسَهُمْؕ-لَوْ كَانُوْا یَعْلَمُوْنَ(۱۰۲)
0

Zij volgden de plannen, die de duivelen tegen den koning Salomo hadden verzonnen; en Salomo was geen ongeloovige, maar de duivels waren het, en leerden de menschen tooverkunsten, die de beide engelen van Babel: Haroet en Maroet, waren medegedeeld. Maar zij leeren deze kunst niemand, tenzij hij zegge: "Wij zijn geneigd tot de verzoeking," wees daarom geen ongeloovige. Van hen leerde men ook wat oneenigheid tusschen man en vrouw sticht, maar zij doen niemand kwaad dan met Gods toestemming. Wat zij leeren brengt nadeel en heeft geen nut, en daarbij wisten zij, dat hij die deze kunst had gekocht, geen deel aan het leven hier namaals zou hebben. Voor een onzaligen prijs hebben zij hunne zielen verkocht. Hadden zij het geweten!
2:103
وَ لَوْ اَنَّهُمْ اٰمَنُوْا وَ اتَّقَوْا لَمَثُوْبَةٌ مِّنْ عِنْدِ اللّٰهِ خَیْرٌؕ-لَوْ كَانُوْا یَعْلَمُوْنَ۠(۱۰۳)
Indien zij hadden geloofd en rechtvaardig gehandeld, zou een schonere beloning van Allah gewis hun deel zijn geweest, hadden zij het slechts geweten.

Ach! hadden zij maar geloofd en God gevreesd, dan ware hun een schooner loon geworden. Indien zij het hadden geweten!
2:104
یٰۤاَیُّهَا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا لَا تَقُوْلُوْا رَاعِنَا وَ قُوْلُوا انْظُرْنَا وَ اسْمَعُوْاؕ-وَ لِلْكٰفِرِیْنَ عَذَابٌ اَلِیْمٌ(۱۰۴)
O, gij die gelooft, zegt niet: "Raainaa", maar zegt: "Onzornaa" en luistert. Er is voor de ongelovigen een pijnlijke straf.

O, gij geloovigen, zegt niet Raïna, maar Ondhorna en gehoorzaamt; den ongeloovigen wacht eene groote straf.
2:105
مَا یَوَدُّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا مِنْ اَهْلِ الْكِتٰبِ وَ لَا الْمُشْرِكِیْنَ اَنْ یُّنَزَّلَ عَلَیْكُمْ مِّنْ خَیْرٍ مِّنْ رَّبِّكُمْؕ-وَ اللّٰهُ یَخْتَصُّ بِرَحْمَتِهٖ مَنْ یَّشَآءُؕ-وَ اللّٰهُ ذُو الْفَضْلِ الْعَظِیْمِ(۱۰۵)
Zij die niet geloven onder de mensen van het Boek, en de afgodendienaren, gunnen niet, dat iets goeds tot u nedergezonden wordt van uw Heer; maar Allah kiest voor Zijn barmhartigheid, wie Hij wil en Allah is de Heer van grote genade.

De ongeloovigen en de schriftbezitters wenschen, even als de heidenen, dat geenerhande gunst van uwen Heer op u nederdale; maar God beweldadigt wien hij wil; want God is almachtig.
2:106
مَا نَنْسَخْ مِنْ اٰیَةٍ اَوْ نُنْسِهَا نَاْتِ بِخَیْرٍ مِّنْهَاۤ اَوْ مِثْلِهَاؕ-اَلَمْ تَعْلَمْ اَنَّ اللّٰهَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۱۰۶)
Welk teken Wij ook opheffen of doen vergeten, daarvoor brengen Wij betere of daaraan gelijke. Weet gij niet, dat Allah macht heeft over alle dingen?

Als wij verzen uit dit boek afschaffen of u doen vergeten, dan geven wij betere, of vervangen die door gelijksoortige. Weet gij dan niet dat God almachtig is.
2:107
اَلَمْ تَعْلَمْ اَنَّ اللّٰهَ لَهٗ مُلْكُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-وَ مَا لَكُمْ مِّنْ دُوْنِ اللّٰهِ مِنْ وَّلِیٍّ وَّ لَا نَصِیْرٍ(۱۰۷)
Weet gij niet, dat het koninkrijk der hemelen en der aarde aan Allah behoort? En buiten Allah is er geen beschermer of helper Xoor u.

Weet gij niet dat hij regeerder van den hemel en van de aarde is; en gij buiten hem geen beschermer en helper hebt?
2:108
اَمْ تُرِیْدُوْنَ اَنْ تَسْــٴَـلُوْا رَسُوْلَكُمْ كَمَا سُىٕلَ مُوْسٰى مِنْ قَبْلُؕ-وَ مَنْ یَّتَبَدَّلِ الْكُفْرَ بِالْاِیْمَانِ فَقَدْ ضَلَّ سَوَآءَ السَّبِیْلِ(۱۰۸)
Zoudt gij de boodschapper die tot u z werd gezonden, willen ondervragen, zoals - Mozes voorheen werd ondervraagd? Maar wie ongeloof in ruil neemt voor geloof, is voorzeker van het rechte pad afgedwaald.

Wilt gij van uwen profeet vorderen wat men eens van Mozes vorderde? Maar wie het geloof tegen het ongeloof verwisselt, is reeds van den weg afgedwaald.
2:109
وَدَّ كَثِیْرٌ مِّنْ اَهْلِ الْكِتٰبِ لَوْ یَرُدُّوْنَكُمْ مِّنْۢ بَعْدِ اِیْمَانِكُمْ كُفَّارًا ۚۖ-حَسَدًا مِّنْ عِنْدِ اَنْفُسِهِمْ مِّنْۢ بَعْدِ مَا تَبَیَّنَ لَهُمُ الْحَقُّۚ-فَاعْفُوْا وَ اصْفَحُوْا حَتّٰى یَاْتِیَ اللّٰهُ بِاَمْرِهٖؕ-اِنَّ اللّٰهَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۱۰۹)
Velen van de mensen van het Boek, wensen, nadat gij gelovig geworden zijt, u uit afgunst weder tot ongelovigen te maken, nadat de Waarheid hun is duidelijk geworden. Maar vergeeft en weest toegefelijk totdat Allah Zijn gebod uitbrengt. Voorzeker, Allah heeft macht over alle dingen.

Velen der bezitters van de schrift wenschen, dat gij, nadat gij geloovig zijt geworden, weder ongeloovig zoudt worden, uit nijd hunner zielen, daar zij de waarheid hebben gezien. Vergeeft hun, laat hen gaan, tot God gebiedt; want God is almachtig.
2:110
وَ اَقِیْمُوا الصَّلٰوةَ وَ اٰتُوا الزَّكٰوةَؕ-وَ مَا تُقَدِّمُوْا لِاَنْفُسِكُمْ مِّنْ خَیْرٍ تَجِدُوْهُ عِنْدَ اللّٰهِؕ-اِنَّ اللّٰهَ بِمَا تَعْمَلُوْنَ بَصِیْرٌ(۱۱۰)
0

Verricht het gebed, geeft aalmoezen; en het goede wat gij hier voor uw zielenheil doet, vindt gij eens bij God weder; want God weet wat gij doet.
2:111
وَ قَالُوْا لَنْ یَّدْخُلَ الْجَنَّةَ اِلَّا مَنْ كَانَ هُوْدًا اَوْ نَصٰرٰىؕ-تِلْكَ اَمَانِیُّهُمْؕ-قُلْ هَاتُوْا بُرْهَانَكُمْ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۱۱۱)
En zij zeggen: "Niemand, behalve de Joden en de Christenen, zal ooit de Eemel binnengaan." Dat zijn hun ijdele wensen. Zeg: "Toont uw bewijs, aJs gij waarachtig zijt".

Zij zeggen: slechts Joden en Christenen komen in het paradijs, zegt hun echter: Toont uwe bewijzen, indien gij waarachtig zijt.
2:112
بَلٰىۗ-مَنْ اَسْلَمَ وَجْهَهٗ لِلّٰهِ وَ هُوَ مُحْسِنٌ فَلَهٗۤ اَجْرُهٗ عِنْدَ رَبِّهٖ ۪-وَ لَا خَوْفٌ عَلَیْهِمْ وَ لَا هُمْ یَحْزَنُوْنَ۠(۱۱۲)
Neen, wie zich volledig aan Allah onderwerpt en goede daden verricht, zal zijn beloning bij zijn Heer hebben. Vrees noch droefheid zal over hem komen.

Neen, wie zijn aangezicht tot God wendt, en deugdzaam is, ontvangt belooning van zijnen Heer; noch vrees, noch droefheid zullen hem treffen.
2:113
وَ قَالَتِ الْیَهُوْدُ لَیْسَتِ النَّصٰرٰى عَلٰى شَیْءٍ ۪-وَّ قَالَتِ النَّصٰرٰى لَیْسَتِ الْیَهُوْدُ عَلٰى شَیْءٍۙ-وَّ هُمْ یَتْلُوْنَ الْكِتٰبَؕ-كَذٰلِكَ قَالَ الَّذِیْنَ لَا یَعْلَمُوْنَ مِثْلَ قَوْلِهِمْۚ-فَاللّٰهُ یَحْكُمُ بَیْنَهُمْ یَوْمَ الْقِیٰمَةِ فِیْمَا كَانُوْا فِیْهِ یَخْتَلِفُوْنَ(۱۱۳)
De Joden zeggen: "De Christenen hebben geen ware grondslag en de Christenen zeggen: "De Joden hebben geen ware grondslag", terwijl zij beiden hetzelfde Boek lezen. Hetzelfde zeggen degenen, die geen kennis hebben. Maar Allah zal op de Dag der Opstanding uitspraak doen in hun geschil.

De Joden zeggen: De Christenen gronden zich op niets, de Christenen zeggen: de Joden gronden zich op niets, en toch lezen beiden de schriften. Zij die niets kennen, spreken evenzoo. Maar God zal eens, op den dag der opstanding, datgene beslechten, waarover zij thans oneenig zijn.
2:114
وَ مَنْ اَظْلَمُ مِمَّنْ مَّنَعَ مَسٰجِدَ اللّٰهِ اَنْ یُّذْكَرَ فِیْهَا اسْمُهٗ وَ سَعٰى فِیْ خَرَابِهَاؕ-اُولٰٓىٕكَ مَا كَانَ لَهُمْ اَنْ یَّدْخُلُوْهَاۤ اِلَّا خَآىٕفِیْنَ۬ؕ-لَهُمْ فِی الدُّنْیَا خِزْیٌ وَّ لَهُمْ فِی الْاٰخِرَةِ عَذَابٌ عَظِیْمٌ(۱۱۴)
0

Wie is onrechtvaardiger dan hij, welke de tempelen beletten wil, waar Gods naam geprezen zal worden en deze tracht te vernietigen. Slechts sidderend kunnen zij die binnentreden. Zij zullen in deze wereld door smaad, in de toekomende door strenge straf getroffen worden.
2:115
وَ لِلّٰهِ الْمَشْرِقُ وَ الْمَغْرِبُۗ-فَاَیْنَمَا تُوَلُّوْا فَثَمَّ وَجْهُ اللّٰهِؕ-اِنَّ اللّٰهَ وَاسِعٌ عَلِیْمٌ(۱۱۵)
En aan Allah behoort het Oosten en het Westen; waarheen gij u ook wendt, daar zal het Aangezicht van Allah zijn. Zeker, Allah is Alomvattend, Alwetend.

God is Heer van Oost en West, en waar gij u heen wendt, is het oog van God: want God is alomtegenwoordig en alwetend.
2:116
وَ قَالُوا اتَّخَذَ اللّٰهُ وَلَدًاۙ-سُبْحٰنَهٗؕ-بَلْ لَّهٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-كُلٌّ لَّهٗ قٰنِتُوْنَ(۱۱۶)
En zij zeggen: "Allah heeft Zich een zoon verwekt. Heilig is Hij. Neen, alles, wat in de hemelen en op aarde is, behoort Hem toe en alles gehoorzaamt Hem.

Eenigen zeggen; God heeft kinderen voortgebracht. Dit zij verre! Hemel en aarde behoort hem en alles gehoorzaamt hem.
2:117
بَدِیْعُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-وَ اِذَا قَضٰۤى اَمْرًا فَاِنَّمَا یَقُوْلُ لَهٗ كُنْ فَیَكُوْنُ(۱۱۷)
Wondere Schepper van de hemelen en aarde. Wanneer Hij iets besluit, zegt Hij slechts: "Wees" en het wordt".

De schepper van hemel en aarde is bezitter van alles; zoo hij slechts bezielt, indien hij slechts zegt: Wees! dan bestaat het.
2:118
وَ قَالَ الَّذِیْنَ لَا یَعْلَمُوْنَ لَوْ لَا یُكَلِّمُنَا اللّٰهُ اَوْ تَاْتِیْنَاۤ اٰیَةٌؕ-كَذٰلِكَ قَالَ الَّذِیْنَ مِنْ قَبْلِهِمْ مِّثْلَ قَوْلِهِمْؕ-تَشَابَهَتْ قُلُوْبُهُمْؕ-قَدْ بَیَّنَّا الْاٰیٰتِ لِقَوْمٍ یُّوْقِنُوْنَ(۱۱۸)
En de onwetenden zeggen: "Waarom spreekt Allah niet tot ons, of, komt er geen teken tot ons?" Zo spraken ook degenen, die v??r hen waren. Hun harten zijn aan elkander gelijk. Wij hebben de tekenen voorzeker duidelijk gemaakt, voor een volk, dat standvastig gelooft.

En zij die niets kennen, zeggen: wij willen niets gelooven, tot God zelf met ons spreekt, of gij ons wonderen toont. Zóó zeiden anderen, die vóór hen bestonden; hunne harten zijn gelijk. Wij hebben reeds genoeg bewijzen gegeven voor hen die gelooven wilden.
2:119
اِنَّاۤ اَرْسَلْنٰكَ بِالْحَقِّ بَشِیْرًا وَّ نَذِیْرًاۙ-وَّ لَا تُسْــٴَـلُ عَنْ اَصْحٰبِ الْجَحِیْمِ(۱۱۹)
Voorzeker Wij hebben u als drager van blijde tijdingen en waarschuwer gezonden met de Waarheid. En gij zult niet verantwoordelijk worden gesteld voor de bewoners der hel.

Wij hebben u in waarheid gezonden, met goede tijdingen en ook straffende, maar zij die ter helle zullen gaan, zullen u zelfs niet ondervragen.
2:120
وَ لَنْ تَرْضٰى عَنْكَ الْیَهُوْدُ وَ لَا النَّصٰرٰى حَتّٰى تَتَّبِـعَ مِلَّتَهُمْؕ-قُلْ اِنَّ هُدَى اللّٰهِ هُوَ الْهُدٰىؕ-وَ لَىٕنِ اتَّبَعْتَ اَهْوَآءَهُمْ بَعْدَ الَّذِیْ جَآءَكَ مِنَ الْعِلْمِۙ-مَا لَكَ مِنَ اللّٰهِ مِنْ وَّلِیٍّ وَّ لَا نَصِیْرٍؔ(۱۲۰)
0

Maar de Joden en Christenen zullen niet eerder met u tevreden zijn, dan zoo gij tot hunnen godsdienst overgaat; zeg echter slechts: het richtsnoer dat van God komt, is het ware. En waarlijk, indien gij hun verlangen waart nagekomen, na de reeds door u verkregen kennis, gij hadt bij God geene bescherming en geene redding gevonden.
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

اَلْبَقَرَة
اَلْبَقَرَة
  00:00



Download

اَلْبَقَرَة
اَلْبَقَرَة
  00:00



Download